29 maart 2024

ALMA brengt ‘koudste plek in het heelal’ in beeld

Deze opname van de ALMA-telescoop toont de ware (cilinder)vorm van de Boemerangnevel. Op de achtergrond is de blauwe zandloperstructuur te zien zoals deze in zichtbaar licht wordt waargenomen. (Bill Saxton; NRAO/AUI/NSF; NASA/Hubble; Raghvendra Sahai)

Deze opname van de ALMA-telescoop toont de ware (cilinder)vorm van de Boemerangnevel. Op de achtergrond is de blauwe zandloperstructuur te zien zoals deze in zichtbaar licht wordt waargenomen. (Bill Saxton; NRAO/AUI/NSF; NASA/Hubble; Raghvendra Sahai)

Astronomen hebben met de ALMA-submillimetertelescoop in het noorden van Chili gekeken naar de Boemerangnevel, die tot de koudste objecten in het heelal behoort. De temperatuur van het gas in deze jonge planetaire nevel ligt maar één graad boven het absolute nulpunt oftewel twee graden onder de gemiddelde temperatuur van de ruimte. De Boemerangnevel dankt zijn naam aan de scheve vorm die hij bij de eerste telescoopwaarnemingen vertoonde. Uit detailrijke opnamen van de Hubble-ruimtetelescoop blijkt dat de nevel meer op een zandloper lijkt, een vorm die planetaire nevels wel vaker laten zien. De nieuwe ALMA-waarnemingen stellen dat beeld nog wat verder bij: de werkelijke onderliggende structuur is een brede cilinder van koud gas dat snel de ruimte in verdwijnt. Planetaire nevels bestaan uit het gas dat een zonachtige ster aan het eind van zijn leven heeft uitgestoten. Van zo’n ster blijft uiteindelijk slechts een compact, heet restant over – een zogeheten witte dwerg – die met zijn intense ultraviolette straling het gas tot gloeien brengt. Doordat het uitgestoten gas snel uitdijt, koelt het vanzelf snel af, waardoor de temperatuur ervan zelfs tot onder de temperatuur van de ruimte kan zakken. De Boemerangnevel, die zich op een afstand van ongeveer 5000 lichtjaar in het sterrenbeeld Centaurus bevindt, verkeert nog in een vroeg ontwikkelingsstadium: de centrale ster is nog niet heet genoeg om het gas te laten gloeien. In dit stadium is slechts het relatief zwakke schijnsel te zien van stofdeeltjes die het licht van de ster weerkaatsen. Uit de ALMA-waarnemingen blijkt dat de centrale ster van de Boemerangnevel is omgeven door een gordel van stofdeeltjes van ongeveer een millimeter groot. Dat verklaart meteen waarom de nevel in zichtbaar licht op een zandloper lijkt: de stofdeeltjes vormen een masker dat het licht van de ster tegenhoudt. Alleen in het centrum van de gordel kan wat sterlicht naar boven en naar beneden ontsnappen. Bron: Astronomie.nl.

 

Share

Speak Your Mind

*