Baryon acoustische oscillatie. Credit: DANIEL EISENSTEIN, SLOAN DIGITAL SKY SURVEY.
Een lineaal is zoals bekend een meetinstrument om lengtes mee te berekenen. Sinds afgelopen zomer is David Schlegel (Lawrence Berkeley National Laboratory) bezig om er eentje te meten van maar liefst 500 miljoen lichtjaar. 😯 Yep, je leest het goed. Die afstand is namelijk volgens schattingen de gemiddelde grootte van de superclusters van sterrenstelsels. Men heeft een speciale naam voor dergelijke eenheden bedacht, namelijk de Baryon acoustische oscillatie (BAO’s). De oorsprong van de superclusters zou gelegen zijn in het allereerste begin van het heelal, tijdens de oerknal. Er waren toen variaties in de dichtheid, die genoemde BAO’s, die als uitdijende geluidsgolven de kiemen vormden voor de latere superclusters van sterrenstelsels. De BAO’s vormen samen met de zeer geringe temperatuurverschillen in de kosmische microgolf-achtergrondstraling, welke enkele jaren geleden door COBE en daarna door WMAP in kaart zijn gebracht, de twee meest directe overblijfselen van het vroege heelal. De 500-miljoen-lichtjaar-schaal van de superclusters werd voor het eerst opgemerkt in de SDSS-II survey. Schlegel is nu van plan om in de volgende fase van SDSS, nummer III om precies te zijn, de BAO-lineaal nog preciezer in kaart te brengen. Hij doet dan aan de hand van de zogenaamde Baryon Oscillation Spectroscopic Survey (BOSS). Door sterrenstelsels en quasars met nóg grotere roodverschuivingen (lees: afstanden) waar te nemen wil Schlegel kijken in hoeverre de kosmische BAO-lineaal gegroeid is. Startpunt daarvoor is het moment van ‘ontkoppeling’: het moment toen het heelal koel genoeg was om fotonen los te koppelen van materie, 380.000 jaar na de oerknal toen de roodverschuiving z [1]Kijk hier even wat die z precies is. precies 1.089 bedroeg [2]De beroemde WMAP-plaatjes laten exact dá t moment zien..
Boss
David Schlegel. Credit: Roy Kaltschmidt, Lawrence Berkeley National Laboratory