28 maart 2024

Stervorming stopt door galactische botsing

Het M86-NGC4438 complex

Het M86-NGC4438 complex. Credit: Tomer Tal and Jeffrey Kenney/Yale University and NOAO/AURA/NSF

Bekijk het plaatje hiernaast eens heel goed (dubbelklikken!). Een werkelijk schitterende opname van het zogenaamde M86-NGC4438 complex in de Virgo cluster van sterrenstelsels (hier is een 11 Mb-tif te zien). Rechts op de foto het elliptische sterrenstelsel Messier 86, links het spiraalstelsel NGC 4438, beiden zo’n 50 miljoen lichtjaar van ons verwijderd. Wat opvalt zijn die rode tentakels, wolken van geïoniseerd waterstof die de afstand tussen beide stelsels, 400.000 lichtjaren lang, overbruggen. De foto, genomen met de vier meter Mayall-telescoop van Kitt Peak National Observatory (VS), laat het resultaat zien van een aanstaande botsing tussen M86 en NGC 4438. In eerdere waarnemingen zag men wel afzonderlijke waterstofwolken rondom beide stelsels, maar geen overbrugging. Met de Mayall-telescoop zag men die overbrugging wel, zogenaamde H-α gaswolken, die een emissielijn bij 656,281 nanometers uitzenden. Door spectroscopische waarnemingen van de H-α wolken kon men een geleidelijke snelheidsovergang van het gas zien, duidend op een nadering van M86 en NGC 4438. Wat verder opviel was dat er in de wolken geen sterren zijn. Het elliptische stelsel M86 kent zelf ook een hele lage stervorming. Men denkt daarom dat de botsing er voor zorgt dat de tussenliggende gas- en stofwolken te heet zijn om ineen te storten tot sterren. Intergalactische gas- en stofwolken moeten onder een bepaalde drempeltemperatuur komen om gravitationeel ineen te kunnen storten. Tot nu toe dacht men altijd dat de superzware zwarte gaten in de centra van de sterrenstelsels de oorzaak waren van de lage stervorming, maar kennelijk is er nog een mechanisme dat daar verantwoordelijk voor is. Botsingen van sterrenstelsels dus. Het kleinere sterrenstelsel rechtsonder is NGC 4388. Ook daar komen (groengekleurde) gaswolken vanaf, maar die hebben vermoedelijk geen directe band met M86. Bron: NOAO.

Share

Comments

  1. Men denkt dat de botsing er voor zorgt dat de tussenliggende gas- en stofwolken tussen sterrenstelsels te heet zijn om ineen te storten tot sterren.

    Maar hoe worden die dan heet van zo’n botsing? Ik bedoel: er botst vrij weinig toch? Het gas van het ene stelsel botst op het gas van het andere stelsel, is dat het? Maar dat gas is heel dun.
    Hoe zit dat dan?

  2. Frans van NovaLoka schreef:

    Maar hoe worden die dan heet van zo’n botsing? Ik bedoel: er botst vrij weinig toch? Het gas van het ene stelsel botst op het gas van het andere stelsel, is dat het? Maar dat gas is heel dun. Hoe zit dat dan?

    Volgens de bron wordt de kinetische energie van de botsing omgezet in hitte.

  3. NGC 4438 maakt deel uit van Copeland’s Eyes, samen met het veel dichterbij gelegen NGC 4435.

    Tussen die twee lijkt er helemaal geen gas te zitten in deze foto, erg vreemd.

    Bovendien is de reus M87 ook van invloed (afstanden in genomen plaatjes zijn 2D en net absoluut), en die trekt erg hard aan de ander kant.

    Mijn vraag is dus: waarop is de conclusie gebaseerd dat beide stelsels (NGC 4438 en NGC 4435) richting M86 gaan?

    Immers alleen de tijd kan uitmaken of ze niet juist uit elkaar drijven.

    Een meting is altijd tijdsgebonden, in dit geval m.i. onvoldoende voor een dergelijke conclusie.

    Zie voor andere foto’s” o.a.
    http://www.skyhound.com/sh/archive/apr/M_86.html

    http://www.cloudynights.com/item.php?item_id=1779

  4. Hannes schreef:

    Mijn vraag is dus: waarop is de conclusie gebaseerd dat beide stelsels (NGC 4438 en NGC 4435) richting M86 gaan?
    Immers alleen de tijd kan uitmaken of ze niet juist uit elkaar drijven.

    Tegenwoordig is men heel goed in staat om exact de snelheid van het gas te meten, niet alleen ten opzichte van de Aarde, maar ook relatief, d.w.z. t.o.v. de bewegende sterrenstelsels. Dat kan bijvoorbeeld met apparatuur zoals Sauron. Zie http://www.ing.iac.es/PR/newsletter/news2/sauron.html voor meer info daarover. Uit die gedane metingen blijkt de nadering van NGC 4438 en NGC 4435 tot M86. We hoeven geen miljoenen jaren te wachten om daar duidelijkheid over te krijgen. 🙂

  5. Mis, elke meting van roodverschuiving is een tijdelijke meting, in dit geval van een serie van 4 opnames.

    “These results are based on a total of only four 30 min exposures”.

    Men meet dus roodverschuivingen, maar geen VERANDERING van roodverschuiving.

    Daarvoor is de afstand veel te groot.

  6. Mis, elke meting van roodverschuiving is een tijdelijke meting, in dit geval van een serie van 4 opnames.

    "These results are based on a total of only four 30 min exposures".

    Men meet dus roodverschuivingen, maar geen VERANDERING van roodverschuiving.

    Daarvoor is de afstand veel te groot.

  7. Eene anoniemeling schreef:

    Mis, elke meting van roodverschuiving is een tijdelijke meting, in dit geval van een serie van 4 opnames.
    “These results are based on a total of only four 30 min exposures”.
    Men meet dus roodverschuivingen, maar geen VERANDERING van roodverschuiving.
    Daarvoor is de afstand veel te groot.

    Yep, maar als je dat doet voor verschillende lokaties tussen M86 en NGC 4438 krijg je een gradiënt van verschillende roodverschuivingen. En daaruit is men wel degelijk in staat om relatieve snelheden af te leiden.

  8. Ben het met je eens Adrianus dat er wel relatieve snelheden kunnen worden gemeten onderling, ik vraag me alleen af of er een jaar tussen elke opname zit.

    Als je 2 ballen gooit richting maan (een zware en een lichte) zie je een roodverschuiving gezien vanaf de aarde.
    Je weet dan zelf dat je ze parallel omhoog hebt gegooid.
    Maar als je een tijdelijke meting doet zie je alleen een ‘Lyman Alpha break’ met een roodverschuiving voor beide objecten.
    Je zou daaraan de conclusie kunnen trekken dat beide objecten door de maan worden aangetrokken (M86) terwijl ze zich lijken te verwijderen van de Aarde (M87).
    Vergeet niet dat de foto’s van het heelal niets zeggen over werkelijke afstanden (alles is 2D op een foto).
    Een kaart met absolute afstanden (gemeten naar spectrale verschuivingen) geeft een heel andere kaart.
    Als de meting door de grote afstanden (miljoenen lichtjaren) in een te korte tijd gedaan worden (in vergelijk met de 2 ballen in microseconden) zie je geen verschil in roodwaarden tussen de opnames.
    Je zou dan een verkeerde conclusie kunnen trekken, nl. de omhooggegooide ballen bewegen in de richting van de maan, bij een te korte observatietijd.
    Bij gaswolken zoals in dit voorbeeld is dat helemaal lastig, want je kunt alleen gissen of er daadwerkelijk sprake is van “structuren” bij een meting over langere periodes.
    De meting dient in ieder geval ook de grotere structuren en de spectrale veranderingen onderling binnen dezelfde tijdsperiode in acht te nemen.
    Zonder dit referentiekader is elke meting binnen een beperkte ruimte zinloos.

  9. Sorry, over die ballen.
    Je meet verschillende rood- of blauwverschuivingen afhankelijk van je standpunt (Aarde of Maan).
    Je kunt ook de conclusie trekken dat ze uit elkaar bewegen, wat op zich wel correct is op het moment van de opname, maar toch in absolute zin onjuist is.

    We vangen de ballen natuurlijk keurig weer op Aarde (M87).

    Dit is echt geen gemakkelijke taak, ook niet voor precisie apparatuur zoals Sauron.

Laat een antwoord achter aan Anoniem Reactie annuleren

*