GRB 080916C. Credit: NASA/Fermi
De gammasatelliet Fermi is al zo’n vier maanden actief en één van de interessante ontdekkingen die men ermee heeft gedaan is de volgende: bij drie waargenomen gammaflitsers blijken de hoogenergetische (‘harde’) gammastralen iets later aan te komen bij de Aarde dan de iets minder energetische (‘zachte’) gammastralen. Gammaflitsers zijn er in twee soorten: de kortdurende gammaflitsers (< 2 seconden), die vermoedelijk ontstaan als twee neutronensterren of een neutronenster en een zwart gat botsautootje spelen, en de langdurende gammaflitsers (> 2 seconden), die het gevolg zijn als een supernova een zwart gat in haar kern baart. Bij de langdurende gammaflitsers heeft Fermi drie exemplaren ontdekt waarbij de fotonen met de hoogste energieën er iets langer over deden om de Aarde te bereiken dan hun familieleden met iets minder energie. Bij de op 19 september ontdekte gammaflitser bijvoorbeeld, genaamd GRB 080916C, zat 16,5 seconden tussen de laagst energetische gammafotonen en de hoogste fotonen, waarbij die laatsten een energie van maar liefst 13 GeV hadden. Uit vervolgwaarnemingen in zichtbaar licht bleek een sterrenstelsel 12,2 miljard lichtjaar ver weg de bron te zijn van de flits . Het voorgaande bericht lijkt overigens sterk op hetgeen ik ruim een jaar geleden meldde, over
de waarneming die men had gedaan aan het sterrenstelsel Markarian 501. Ook daarbij had men verschil opgemerkt tussen de aankomsttijd van de fotonen met héél veel energie en met iets minder energie. Bij Markarian 501 bedroeg het verschil in aankomst maar liefst vier minuten. Over de oorzaak van het tijdsverschil heeft men uiteraard ook al nagedacht: men denkt dat de zachte gammastralen door electronen worden gevormd en de harde gammastralen door protonen. Omdat protonen zwaarder zijn dan electronen hebben ze iets meer tijd nodig om te versnellen en dat veroorzaakt de waargenomen vertraging.
Copy that? Bron:
Science News.