Site pictogram Astroblogs

Het 5-sigma effect

Credit: M.W.Toews/Wikipedia

Ergens half december vorige jaar berichtte ik hier over de experimenten van de Cryogenic Dark Matter Search (CDMS) in de Soudan-mijn in Minnesota, waarbij men mogelijk op twee gevallen was gestuit van detectie van een donkere materiedeeltje. Echter er was ook gemeten dat er een kans van 23% was dat deze twee gebeurtenissen achtergrond zijn, lees: helemaal geen donkere materie zijn. En volgens de wetenschappelijke standaarden is dat te hoog om als betrouwbaar te worden gezien. Mmm, je zou veronderstellen dat dit dus betekent dat de kans dus 77% is dat het wél om donkere materie gaat, maar wetenschappers hebben een norm bepaald voor het toegestane foutenpercentage. Die norm is het zogenaamde 5-sigma effect, kortweg het 5sigma effect, en dat houdt in dat de kans dat het waargenomen verschijnsel op toeval berust kleiner is dan een tienduizendste. 😯 Iets precieser geformuleerd: bij de norm van 5sigma mag het foutpercentage niet hoger zijn dan 0,0000573303% Oeps, dan is die 23% een stukje hoger. Ik kwam dat 5sigma effect tegen in een interview dat ik las in de wetenschapsbijlage van NRC-Handelsblad van gisteren met Stan Bentvelsen, onderzoeker van het Nederlands instituut voor deeltjesonderzoek Nikhef. Hij werkte mee aan het ALICE-experiment, één van de vier grote detectoren van de Large Hadron Collider, die afgelopen dinsdag voor het eerst echt van start ging met protonenbotsingen. Er wordt gevreesd dat de LHC, die voorlopig op halve kracht moet draaien, de ontdekking van het Higgsdeeltje aan z’n neus voorbij zal zien gaan als ze dat beroemde deeltje met de Tevatron van het Fermilab in de VS zullen vinden. Maar Bentvelsen is wat dat betreft optimistisch: de waarnemingen van de Tevatron zullen zijn inziens nooit conform het 5sigma effect zijn. Pffff… hopen dat ‘ie gelijk heeft. Bron: NRC-Handelsblad + Wikipedia.
FacebookTwitterMastodonTumblrShare
Mobiele versie afsluiten