28 maart 2024

Dankzij Hubble weten we hoe vaak sterrenstelsels botsen

Door Hubble waargenomen botsingen tussen sterrenstelsels. Credit: NASA; ESA; J. Lotz, STScI; M. Davis, University of California, Berkeley; and A. Koekemoer, STScI.

Dankzij de uitvoerige bestudering van vele foto’s [1]Verzameld via enkele grote ‘surveys’, namelijk de All-Wavelength Extended Groth Strip International Survey (AEGIS), de Cosmological Evolution Survey (COSMOS) en de Great Observatories … Lees verder gemaakt met de Hubble telescoop van sterrenstelsels tot een afstand van 8 á 9 miljard lichtjaar zijn sterrenkundigen er achter gekomen hoe vaak sterrenstelsels wel niet met elkaar in botsing komen. Tot nu toe liepen de schattingen daarover ver uiteen, variërend van 5 tot 25% van de sterrenstelsels die in een toestand van botsing zouden zijn. Jennifer Lotz (Space Telescope Science Institute in Baltimore, VS) en haar team hebben kunnen bepalen dat grote sterrenstelsels eens per negen miljard jaar met elkaar in botsing komen, terwijl botsingen tussen een klein en groot stelsel drie keer zo vaak voorkomen. Eigenlijk zijn er heel veel soorten van botsingen mogelijk, met de grootte van de stelsels, de invalshoek van de botsing, de oriëntatie van de spiraalarmen, etc… als parameters. Bij elkaar kon het team van Lotz maar liefst 57 verschillende soorten van botsingen onderscheiden en die probeerden ze op de Hubblefoto’s allemaal te herkennen. Probleem is met sterrenstelsels dat ze na zo’n botsing na verloop van (lange) tijd weer normaal beginnen te lijken en dat de ‘littekens’ van de botsing dan niet meer zichtbaar zijn – vergelijk het met een auto die na een botsing in de garage weer helemaal opgelapt is. Met inzet van computersimulaties konden Lotz en haar mensen dergelijke sterrenstelsels ook herkennen. De volgende stap die haar team wil zetten is om botsingen tussen sterrenstelsels nog verder weg te bekijken, tot afstanden van 11 miljard lichtjaar, een fase in het heelal toen de stervorming maximaal moet zijn geweest. Botsingen zijn een voedingsbodem voor de versnelling van die stervorming. Bron: NASA.

Voetnoten

Voetnoten
1 Verzameld via enkele grote ‘surveys’, namelijk de All-Wavelength Extended Groth Strip International Survey (AEGIS), de Cosmological Evolution Survey (COSMOS) en de Great Observatories Origins Deep Survey (GOODS). Men maakte ook gebruik van de DEEP2 survey, gemaakt met het W.M. Keck Observatorium op Hawaï.
Share

Speak Your Mind

*