De Grote Magelhaense Wolk is een klein sterrenstelsel op relatief geringe afstand van de Melkweg – zo’n 160.000 lichtjaar. Hij bevat veel gebieden waar wolken van gas en stof bezig zijn nieuwe sterren te vormen. Een van die gebieden, gelegen rond de sterrenhoop NGC 1929, is de gasnevel LHA 120-N 44 of kortweg N 44, zo’n 1200 lichtjaar in doorsnede. Hete, jonge sterren in NGC 1929 stralen intens ultraviolet licht uit, wat het gas in de nevel aan het gloeien brengt. Door dit effect komt de toepasselijk ‘superbubbel’ genoemde, 325 bij 250 lichtjaar metende materieschil goed uit. De superbubbel in N 44 is ontstaan door een combinatie van twee processen. Eerst hebben sterrenwinden – stromen van geladen deeltjes van de zeer hete en zware sterren in de centrale sterrenhoop – het centrale gebied leeggeblazen. Vervolgens zijn er zware sterren in de sterrenhoop als supernovae geëxplodeerd, waardoor schokgolven ontstonden die het gas verder naar buiten drukten. Het resultaat is een kolossale ‘zeepbel’ van gloeiend gas. Op de foto zien we het centrum van de bubbel blauw opgloeien, hetgeen röntgenstraling is, waargenomen met de Chandra röntgen-ruimtetelescoop van de NASA. De gebieden daarbuiten zijn koeler, hetgeen de roodgekleurde gebieden zijn. Die zenden infraroodstraling uit, waargenomen met NASA’s Spitzer IR-ruimtetelescoop. De geelgekleurde gebieden tenslotte zijn hete sterren, wiens ultraviolette straling het omringende gas doet gloeien, waargenomen met de 2,2m Max-Planck-ESO telescoop in Chili. Bron: Chandra + ESO.
Speak Your Mind