Door gebruik te maken van één van de krachtigste zoomlensen van de natuur heeft een internationaal team van astronomen, waaronder dr. Rychard Bouwens, mogelijk het tot op heden verste sterrenstelsel waargenomen met de Hubble-ruimtetelescoop. Dit sterrenstelsel is waargenomen zoals het er 420 miljoen jaar na de oerknal uitzag. Hiermee wordt het recente record verbroken van het sterrenstelsel dat te zien was op een eXtreme-Deep-Field-opname zoals dat er 450 miljoen jaar na de oerknal uitzag. Het resultaat wordt 20 december a.s. gepubliceerd in het tijdschrift Astrophysical Journal. Het licht van het ontdekte sterrenstelsel, genaamd MACS0647-JD, heeft er 13,3 miljard jaar over gedaan om ons te bereiken. Deze tijd correspondeert met een roodverschuiving van ongeveer 11. Het object is heel klein vergeleken met ons Melkwegstelsel, de doorsnede bedraagt slechts 600 lichtjaar. Ook de massa van MACS0647-JD is een fractie van de massa van ons melkwegstelsel, slechts 100 miljoen tot één miljard zonsmassa’s. Doordat het sterrenstelsel MACS0647-JD achter het zware cluster MACS J0647.7+7015 staat, wordt het licht van dit sterrenstelsel als door een lens omgebogen. Dit effect wordt een zwaartekrachtlens genoemd. Door de zwaartekrachtlens wordt het licht ook versterkt, waardoor het object helderder lijkt. Op de foto die is gemaakt met de Wide Field Camera 3 en de Advanced Camera for Surveys aan boord van de Hubble-ruimtetelescoop is het versterkte beeld van het sterrenstelsel MACS0647-JD drie keer zichtbaar rondom het zware cluster MACS J0647.7+7015, weliswaar als kleine stippen. “Hoewel men verwacht eens in de zoveel tijd een extreem ver weg gelegen sterrenstelsel te vinden door de enorme kracht van zwaartekrachtlensen, overtreft deze ontdekking al onze verwachtingen”, aldus astronoom dr. Rychard Bouwens (Universiteit Leiden). De Nederlandse astronoom dr. Arjen van de Wel (Max Planck Instituut voor Astronomie, Heidelberg, Duitsland) behoort ook tot het onderzoeksteam. Hieronder een video, waarin wordt ingezoomd op het sterrenstelsel.
Bron: Nova.
Ik heb een vraag over dit soort waarnemingen waar nog niemand mij een bevredigend antwoord op heeft kunnen geven.
Als het ontvangen licht van 420 miljoen jaar na de oerknal dateert, hoe kunnen wij dat licht nu pas ontvangen? Als werkelijk niets sneller dan licht gaat, was de maximale grootte van ons universum op dat moment 840 miljoen lichtjaar.
Kortom, hoe is het mogelijk dat licht op een afstand van 800 miljoen lichtjaar van jou vandaan gegenereerd er 12,3 miljard jaar over doet om je te bereiken?
Het lijkt zo net alsof de big bang theorie niet klopt, de lichtsnelheid niet constant is of de uitdijing van het heelal sneller dan het licht ging…
Kees, bedankt voor je reactie. Die uitdijing van het heelal roept inderdaad dit soort vragen op. De moeilijkheid is dat het lastig is om uit te leggen hoe het zit met afstanden tussen sterrenstelsels in een uitdijend heelal. Daarbij is het van belang te weten dat die uitdijing de ruimte van het heelal zelf betreft. Die ruimte dijt uit en de sterrenstelsels drijven daardoor mee als dobberende eendjes op de boeggolven van een passerend schip. Dat licht dat 420 miljoen jaar na de oerknal werd uitgezonden heeft dus te maken met twee dingen: de afstand tussen bron en aarde én de expansie van het heelal. Zou het heelal statisch zijn dan zou in maximaal 840 miljoen jaar het licht de aarde hebben bereikt, maar door de expansie is dat uitgerekt tot die 13,3 miljard jaar. Op deze site zie je het wat visueler uitgelegd, ik hoop dat je er iets aan hebt: http://www.atlasoftheuniverse.com/redshift.html