28 maart 2024

Bouwgeheimen van een galactische metropolis

Artistieke impressie van een protocluster in het jonge universum. Credit:
ESO/M. Kornmesser.

Astronomen hebben de APEX-telescoop ingezet om een enorme cluster van sterrenstelsels in het vroege heelal te onderzoeken. Daarbij is ontdekt dat veel van de stervorming die daarin plaatsvindt niet alleen schuilgaat achter stof, maar bovendien op onverwachte plaatsen optreedt. Het is voor het eerst dat de stervorming in een object als dit volledig is geïnventariseerd. Clusters zijn de grootste objecten in het heelal die door de zwaartekracht bijeengehouden worden, maar hun vorming wordt niet goed begrepen. Het Spinnenwebstelsel (voorheen bekend als MRC 1138-262) en zijn omgeving worden al twintig jaar onderzocht met telescopen van ESO en anderen. Het wordt beschouwd als een van de beste voorbeelden van een cluster-in-aanbouw, zoals die meer dan tien miljard jaar geleden bestonden. Maar Helmut Dannerbauer (Universiteit van Wenen, Oostenrijk) en zijn team hadden het sterke vermoeden dat het verhaal verre van compleet was. Zij wilden de donkere kant van de stervorming onthullen en ontdekken in welke mate de stervorming in de Spinnenwebcluster door stof aan het zicht wordt onttrokken.Het team gebruikte de LABOCA-camera van de APEX-telescoop in Chili om de Spinnenwebcluster gedurende veertig uur waar te nemen op millimetergolflengten – golflengten waarop de meeste dichte stofwolken doorzichtig zijn. LABOCA heeft een groot beeldveld en is het perfecte instrument voor zo’n survey.

De omgeving van het spinnenwebstelsel, gezien door APEX. Credit: ESO.

Carlos De Breuck (APEX-projectwetenschapper bij ESO en co-auteur van het nieuwe onderzoek) benadrukt: ‘Dit is een van de diepste waarnemingen die ooit met APEX zijn gedaan en vergt het uiterste van de technologie – en van de staf die op 5050 meter boven zeeniveau op de hoge APEX-locatie werkzaam is.‘Uit de APEX-waarnemingen blijkt dat er in vergelijking met de omringende hemel in het gebied van de Spinnenweb ongeveer vier keer zoveel bronnen wordt gedetecteerd. En door de nieuwe gegevens zorgvuldig te vergelijken met aanvullende waarnemingen op andere golflengten, konden de astronomen bevestigen dat veel van deze bronnen zich op dezelfde afstand bevinden als de cluster zelf, en daar dus deel van moeten uitmaken. Helmut Dannerbauer legt uit: ‘De nieuwe APEX-waarnemingen zijn het laatste puzzelstukje dat nodig was om de inventarisatie van deze megasterrenstad te voltooien. Deze sterrenstelsels zitten nog middenin hun vormingsproces en zijn daardoor, net als een bouwplaats op aarde, erg stoffig.‘Maar toen de astronomen gingen kijken waar de nieuw ontdekte stervorming plaatsvond, stond hen een verrassing te wachten. Verwacht werd dat het stervormingsgebied zou samenvallen met de lange filamenten die de sterrenstelsels met elkaar verbinden. Maar in plaats daarvan bleek de stervorming vooral op één plek geconcentreerd te zijn, en dat gebied is niet eens gecentreerd rond het Spinnenwebstelsel in het hart van de protocluster. Vermoed wordt dat deze stofrijke stellaire geboortegolven evolueren tot elliptische sterrenstelsels, zoals we die in de ons omringende nabije clusters zien.Helmut Dannerbauer concludeert: ‘We hoopten de verscholen stervorming in de Spinnenwebcluster te ontdekken – en dat is gelukt. Maar daarbij zijn we op een nieuw raadsel gestuit: de stervorming vindt op een onverwachte plek plaats! De megastad ontwikkelt zich asymmetrisch.’

Bron: European Southern Observatory

Share

Speak Your Mind

*