Site pictogram Astroblogs

De Maan en de Zon lijken aan de hemel even groot. Toeval?

Ruim een week geleden hadden we een zonsverduistering, waarvan de totaliteit over een smalle strook over de Atlantische Oceaan liep, onder andere recht over de Faroër eilanden. Bij zo’n totale zonsverduistering bedekt de maan de zon, gezien vanaf de aarde. De diameter van de maan is weliswaar 400 keer kleiner dan die van de zon, maar omdat de maan 400 keer dichterbij ons staat dan de zon (gelukkig maar!) is de schijnbare diameter van beiden ongeveer gelijk, zo’n halve graad. Meestal hoor je dan dat dat toeval is. Maar vraag je het aan de Amerikaanse sterrenkundige Steven Balbus (Oxford Universiteit), dan hoor je een heel ander verhaal. In een vorig jaar gepubliceerd artikel komt Balbus namelijk met de stelling dat het niet op toeval berust, maar dat er een link is tussen het fenomeen van totale zonsverduisteringen en het feit dat er intelligent leven op aarde is! Balbus zegt dat een neveneffect van de gelijke schijnbare diameter aan de hemel is dat de getijdewerking van zon en maan vergelijkbaar is. De getijdewerking van de maan is weliswaar drie keer sterker dan die van de zon, maar de gecombineerde getijdewerking van de twee hemellichamen zorgt voor een op- en neergaand patroon van getijden. In navolging van een theorie van Alfred Romer komt Balbus met de stelling dat dankzij de getijdewerking van zon en maan in het Devoontijdperk (420-360 miljoen jaar geleden) bij kleine, geïsoleerd liggende poeltjes, waar eb en vloed zorgden voor wisselende waterstanden, de eerste viervoeters verschenen, de tetrapods.

De getijdewerking tijdens het devoon. Credit: Balbus (2014) 

Zou er maar van één hemellichaam een sterke getijdewerking zijn, dan zou die variatie in waterhoogte minder sterk zijn. Balbus zegt hiermee dat dankzij het feit dat de zon en de maan aan de hemel een gelijke schijnbare diameter hebben en ook een vergelijkbare getijdewerking, wij als evolutionaire nakomelingen van die allereerste viervoeters op aarde rondlopen, een theorie die past binnen het zogeheten antropische principe. Dat laatste stelt dat er een nauw verband bestaat tussen ons menszijn en de eigenschappen van het heelal. Zonder de vergelijkbare schijnbare diameters van zon en maan hadden we geen totale zonsverduisteringen, geen vergelijkbare getijdewerking én ook geen mensen gehad. In het Devoon waren de continenten als gevolg van de platentektoniek anders dan nu, zie de afbeelding hieronder.

De continenten tijdens het Devoon (Credit: Ron Blakey, NAU Geology)

Balbus denkt dat met name langs de kusten van de binnenzee tussen de toenmalige continenten de omstandigheden het meest gunstig waren om de viervoeters tot ontwikkeling te laten komen. Het was volgens hem de combinatie van de gezamenlijke getijdewerking van de zon en maan, de gunstige verdeling van land en zee tijdens het Devoon en de natuurlijke selectie die er toe leidde dat toen de gewervelde dieren van de zee naar het land trokken en zich daar verder ontwikkelden.

Blijft natuurlijk de vraag of het toeval is dat we nu zien dat de maan 400 keer kleiner is dan de zon, maar ook weer 400 keer dichterbij staat en dat we daarom totale zonsverduisteringen kunnen zien. De afstand tussen aarde en maan wordt volgens lasermetingen ieder jaar bijna 4 cm groter, dus als we die recessiesnelheid als constant beschouwen stond de maan tijdens het Devoon dichter bij de aarde, tussen 16.800 en 10.800 km ten opzichte van de huidige afstand. Nou neemt de afstand tussen het aarde-maan systeem en de zon ook toe, met zo’n 15 cm per jaar, dus tijdens het Devoon was niet alleen de maan groter omdat ‘ie dichterbij stond, maar was ook de zon groter, vanwege dezelfde reden. Netto zal die 400-400 verhouding tijdens het Devoon daarom niet veel verschillend zijn geweest – is mijn ruwe schatting. De maan is overigens niet de enige natuurlijke satelliet van een planeet in ons zonnestelsel die tijdens een eclips even groot is als de zon. In de afbeelding hierboven zie je dat er nog drie andere manen zijn die dat hebben: Prometheus en Pandora van Saturnus en Perdita van Uranus. Als je ergens op Uranus zou staan en je zou je in de totaliteitszone van Perdita bevinden, dan zou deze maan precies de zon bedekken. Afijn, de crux van Balbus z’n verhaal is dat wij er niet zouden zijn als de maan en de zon niet dezelfde grootte aan de hemel zouden hebben gehad en als hun gecombineerde getijdewerking niet voor het ontstaan van de geïsoleerd liggende poeltjes zou hebben gezorgd, waar de zeedieren aan land konden komen en zich tot landdieren konden ontwikkelen. In de ogen van Balbus dus géén toeval. Bron: And then there is physics + If we assume + In the Dark.

FacebookTwitterMastodonTumblrShare
Mobiele versie afsluiten