28 maart 2024

Vroege sterrenstelsels waren beter in het maken van nieuwe sterren

Credit: NASA, ESA, A. Koekemoer and the CANDELS science team

Uit een nieuwe studie is gebleken dat sterrenstelsels in het jonge universum veel beter waren in het maken van nieuwe sterren dan hun soortgenoten vandaag de dag. Dit blijkt uit de zogenaamde CANDELS-survey (Cosmic Assembly Near-infrared Deep Extragalactic Legacy Survey), die is uitgevoerd met de Hubble-ruimtetelescoop. In het kader van die survey heeft men gekeken naar 8000 sterrenstelsels, waarvan het licht dat we opvangen zo’n 0,75 tot 1,5 miljard jaar na de oerknal vertrokken is. Aangezien het universum bijna 14 miljard jaar oud is, komt dit overeen met de eerste vijf tot tien procent van de geschiedenis van het heelal.

De betrokken wetenschappers hebben gebruik gemaakt van de hoeveelheid ultraviolet licht dat door de stelsels is uitgezonden om te schatten hoeveel sterren die stelsels ongeveer geproduceerd hebben in hun nog prille leven. Aan de hand daarvan is de totale massa van de sterren in die stelsels berekend en die blijkt hoger te zijn dan door modellen voorspeld is. Dat betekent dat sterrenstelsels in het jonge universum veel “beter” waren in het maken dan nieuwe sterren, dan sterrenstelsels zoals de Melkweg.

Maar waarom is dat eigenlijk? Dat komt ten eerste door het uitdijen van het universum: vroeger zat alles veel dichter op elkaar (zowel gas als sterrenstelsels) en omdat sterren ontstaan vanuit dicht gas, hadden sterrenstelsels simpelweg veel meer “brandstof” voor de sterrenfabrieken. Daarnaast gingen sterrenstelsels ook veel efficiënter met hun gas om. Vandaag de dag zorgen zaken als supernovae, sterrenwinden en supermassieve zwarte gaten ervoor dat het gas wordt verhit en hierdoor ongeschikt wordt gemaakt voor de vorming van sterren. Vroeger was deze zogenaamde “feedback” schijnbaar veel minder uitgesproken. Bron: University of Texas.

Share

Speak Your Mind

*