28 maart 2024

‘Cosmic Gems’ legt de laatste adem van een stervende ster vast

ESO 577-24. Credit: ESO.

De zwakke gloed van de planetaire nevel ESO 577-24 zal niet lang standhouden – ongeveer 10.000 jaar, een oogwenk naar astronomische begrippen. Deze schil van gloeiend geïoniseerd gas – de laatste ademtocht van een stervende ster waarvan het nagloeiende overblijfsel in het midden van deze foto te zien is – is vastgelegd met ESO’s Very Large Telescope. Naarmate de gasschil van deze planetaire nevel uitdijt en zwakker wordt, zal deze geleidelijk onzichtbaar worden.
Deze foto wordt gedomineerd door een uitdijende schil van gloeiend gas: de planetaire nevel ESO 577-24. Deze gasnevel is het overblijfsel van een rode reuzenster die zijn buitenste lagen heeft afgestoten, en een kleine, intens hete dwergsterheeft achtergelaten. Dit gekrompen overblijfsel zal geleidelijk afkoelen en uitdoven, en zijn dagen slijten als de schim van de vroegere ‘rode reus’.

Digitized Sky Survey-opname van de planetaire nevel ESO 577-24 en omgeving.  Credit:ESO/Digitized Sky Survey 2. Acknowledgment: Davide De Martin

Rode reuzen zijn sterren die alle waterstof in hun kern hebben verbruikt en onder de verpletterende greep van de zwaartekracht beginnen samen te trekken. Door het krimpen van de rode reus, komen er weer fusiereacties in de kern van de ster op gang, die ervoor zorgen dat deze zijn buitenste lagen de ruimte in blaast in de vorm van een krachtige sterrenwind. De hete kern van de stervende ster zendt ultraviolette straling uit die intens genoeg is om deze afgestoten lagen te ioniseren en ervoor te zorgen dat ze licht gaan geven. Het resultaat is wat we als een planetaire nevel waarnemen – een laatste, vluchtige herinnering aan een oude ster die het einde van zijn bestaan heeft bereikt.

De planetaire nevel ESO 577-24 in het sterrenbeeld Maagd. Credit: ESO, IAU and Sky & Telescope

Deze wonderschone planetaire nevel werd ontdekt bij de National Geographic Society Palomar Observatory Sky Survey in de jaren 50 van de vorige eeuw, en werd in 1966 opgenomen in de Abell-catalogus van planetaire nevels. Vanwege de afstand van ongeveer 1400 lichtjaar is de spookachtige gloed van ESO 577-24 alleen zichtbaar met een krachtige telescoop. Terwijl de dwergster afkoelt, zal de nevel blijven uitdijen en geleidelijk vervagen.

Deze foto van ESO 577-24 is gemaakt in het kader van het ‘Cosmic Gems’-programma van ESO – een initiatief waarbij interessante, intrigerende of visueel aantrekkelijke objecten voor educatieve of publicitaire doeleinden met ESO-telescopen worden gefotografeerd. Dit programma maakt gebruik van ‘telescooptijd’ die niet geschikt is voor wetenschappelijke waarnemingen. Wel staan de verzamelde beeldgegevens via ESO’s wetenschappelijke archief ter beschikking van astronomen. Bron: ESO.

Share

Comments

  1. Louis van Ditshuizen zegt

    Mooie uitleg Arie van deze nevel. Een vraag die onder het lezen bij me opkwam is: waar blijft dat geïoniseerd gas en is dat in uitgedoofde vorm (onzichtbaar voor ons net als uiteindelijk ook de geïmplodeerde ster) niet een deel van de donkere materie waar iedereen zo naar op zoek is?
    Ben benieuwd naar je antwoord!
    Louis

  2. Hoi Louis, bedankt voor je reactie. Dat geïoniseerde gas in de planetaire nevel zal steeds ijler worden, omdat de nevel expandeert. Het verdwijnt dus niet, maar wordt ijler en zal op een gegeven moment vanaf de aarde niet meer zichtbaar zijn. Nee, het is geen donkere materie, dat is iets anders. Zodra ’t verdwijnt is ’t meer ‘onzichtbare materie’. 😀

Speak Your Mind

*