Tijdens de oerknal waarmee 13,8 miljard jaar geleden het heelal ontstond werden in de eerste drie minuten door oerknal-nucleosynthese de lichte elementen waterstof, helium, deuterium en lithium gevormd. Van de eerste drie elementen komt de theoretische berekende hoeveelheid (‘abundantie’) goed overeen met de waargenomen hoeveelheid. Alleen met lithium is er een probleem, met name lithium-7, dat volgens de meeste oerknal-modellen drie keer zoveel zou moeten zijn geproduceerd dan is waargenomen. Dat wordt het kosmologische lithiumprobleem genoemd. Het lastige van lithium is dat het moeilijk te detecteren valt in de atmosferen van sterren middels spectrografie. Maar recent is een team sterrenkundigen van de Universiteit van North Carolina erin geslaagd om lithium aan te treffen in de atmosfeer van een paar witte dwergen, compacte kleine sterren die in een vorige fase uit hun leven zonachtige sterren zijn geweest.
Voor hun onderzoek maakten ze gebruik van de Goodman-Spectrograaf verbonden aan de ‘Southern Astrophysical Research’ (SOAR) telescoop van het Cerro Tololo Inter-American Observatorium in Chili. Daarmee konden ze de atmosfeer van twee oude witte dwergen bestuderen, beiden zo’n negen mijard jaar oud (de zon is vijf miljard jaar oud). Het lithium dat ze in de atmosfeer vonden is volgens de sterrenkundigen ontstaan doordat grote lithiumrijke planetoïden massaal insloegen in de witte dwergen en zo diens lithium-abundantie vergrootten. Hier het vakartikel over het onderzoek aan lithium in de witte dwergen, verschenen in Science. Bron: UNC at Chapel Hill.