Ik blogde er twaalf jaar geleden al een keertje over, het supernovarestant dat uitgestoten is door de ster wiens kern de pulsar PSR B1509-58 is geworden, een restant dat de merkwaardige vorm van een hand heeft, een ‘kosmische hand’ 17.000 lichtjaar ver weg in het zuidelijke sterrenbeeld Passer (Circinus). Zo’n 1700 jaar geleden moet de supernova die dit restant heeft veroorzaakt te zien zijn geweest aan de hemel. In 2009 was al duidelijk op de foto’s te zien dat de hand reikt naar een roodgekleurde gasnevel ten noorden ervan, de naburige nevel RCW 89. De interactie tussen de ‘hand’ (formeel MSH 15-52) en de ‘muur’ (RCW 89) is nader onderzocht met NASA’s Chandra röntgen-ruimtetelescoop. De binnenste muur van RCW 89 is 35 lichtjaar verwijderd van de pulsar en uit het onderzoek met Chandra heeft men vast kunnen stellen hoe snel de hand van het supernovarestant beweegt. Met Chandra kon men de röntgenstraling van MSH 15-52 meten in 2004, 2008, 2017 en 2018. De inzet in de afbeelding bovenaan laat de verschillen zien tussen die jaren. Metingen aan magnesium en neon in het uitdijende gas laten zien dat deze een snelheid van 14,5 miljoen km/uur heeft. Sommige delen bewegen zelfs nog sneller, tot bijna 18 miljoen km/uur. Dat zijn hoge snelheden en toch denkt men dat de kosmische hand van MSH 15-52 aan het vertragen is, door de stoot tegen de muur.
Hier het vakartikel over de waarnemingen aan de kosmische hand, op 1 juli gepubliceerd in The Astrophysical Journal Letters. Bron: Phys.org.