De aarde wordt continu gebombardeerd met ruimtestof, geschat wordt dat er elk jaar zo’n 40.000 ton op aarde ‘neerregent’. Recent publiceerde een Japanse astronoom, professor Tomonori Totani, van de Universiteit van Tokyo, een voorstel voor onderzoek naar directe of indirecte tekenen van leven, zoals wij dat kennen, op ruimtestof afkomstig van exoplaneten. Totani heeft daarbij de zogeheten ‘vaste korrels’ op het oog die uit terrestrische exoplaneten worden geworpen in de Melkweg. Dit interstellair stof, bestaat uit uitgeworpen deeltjes van exoplaneten, veroorzaakt door bv een asteroïde-inslag. Dit materiaal, al zwe(r)vend door de ruimte, is onderhevig aan botsingen, vervormingen of verhitting. Elke dag vallen er ook dergelijke miniscule deeltjes in de vorm van meteoren, die verschijnen als heldere strepen aan de nachtelijke hemel, op de aarde. De beste plaatsen om naar dit kosmisch stof te zoeken zijn op Antarctica en op de zeebodem.
Dit botsingsmateriaal kan grote afstanden afleggen, het reist door de ruimte, voortgestuwd door interstellaire winden of schokfronten. In theorie zou dit materiaal directe of indirecte tekenen van leven uit zijn gastwereld kunnen bevatten, zoals onlangs overleden of gefossiliseerde micro-organismen. Het stof kan een ergernis zijn enerzijds voor astronomen daar het het zicht op een ver verwijderd object kan belemmeren, maar het kan, aldus Totani, ook juist het onderzoek naar buitenaards leven van dienst zijn.
Het botsingsmateriaal (ook ‘ejecta’) zal in grootte variëren, en afhankelijk van de grootte zich, eenmaal in de ruimte, anders gedragen. Sommige grotere stukken kunnen terugvallen of in een permanente baan rond een lokale planeet of ster terechtkomen. En sommige kleinere stukjes zijn misschien te klein om verifieerbare tekenen van leven te bevatten. Maar vaste korrels in de buurt van 1 micrometer (een duizendste van een millimeter) kunnen niet alleen een exemplaar van een eencellig organisme huisvesten, maar kunnen mogelijk ook helemaal ontsnappen aan hun eigen zonnestelsel, en elders terechtkomen, mogelijk o.a. op de aarde.
Het artikel van Totani getiteld ‘Solid grains ejected from terrestrial exoplanets as a probe of the abundance of life in the Milky Way’ onderzoekt dit idee met behulp van beschikbare gegevens over de verschillende aspecten van dit scenario. Totani stelt; “De afstanden en tijden die ermee gemoeid zijn, kunnen enorm zijn, en beide verkleinen de kans dat een ejecta met levenstekens uit een andere wereld ons zelfs maar kan bereiken. Tel daar nog het aantal fenomenen in de ruimte bij op die door hitte of straling kleine objecten kunnen vernietigen, en de kans wordt nog kleiner. Desondanks bereken ik dat er elk jaar ongeveer 100.000 van dergelijke ‘vaste korrels’ [ejecta met levenstekens] op aarde kunnen landen. Aangezien er veel onbekende factoren bij betrokken zijn, kan deze schatting te hoog of te laag zijn, maar de middelen om het te onderzoeken bestaan al, dus het lijkt de moeite waard.”
De beste plaatsen om naar dit ruimtestof te zoeken zijn op Antarctica en op de zeebodem. Uit onderzoek blijkt dit ruimtestof voornamelijk afkomstig te zijn uit ons zonnestelsel, en een klein deel is van extrasolaire oorsprong. De volgende stappen zullen zijn om het ruimtestof te verzamelen in de ruimte zelf, o.a. met behulp van aerogel.
Het omgekeerde scenario is natuurlijk ook mogelijk. Denk aan de asteroïde die zo’n 65 miljoen jaar geleden de Chixculub-krater in Mexico creëerde. Die asteroïde raakte een levendragende planeet en slingerde miljoenen tonnen puin van de locatie. Een deel kwam terug op aarde, en een deel ging naar de ruimte. En er is een kans dat er overblijfselen van aards leven op zaten, die zich verspreid hebben door de ruimte. Bronnen; Universiteit van Tokyo, ScientificAmerican, UniverseToday, NASA/ESA
Speak Your Mind