
NGC 1365, één van de met Webb onderzochtte sterrenstelsels. Credits: NASA, ESA, CSA, Janice Lee (NOIRLab), Alyssa Pagan (STScI)
Al bijna tien jaar is er een felle discussie gaande over de vraag met welke snelheid het heelal uitdijt, een discussie die de Hubble-spanning is gaan heten. Maar recente metingen gedaan met de Webb ruimtetelescoop door een team van sterrenkundigen onder leiding van Wendy Freedman (Universiteit van Chigago) lijken wellicht een uitweg voor de Hubble-spanning te kunnen bieden. De snelheid waarmee het heelal op dit moment uitdijt wordt weergegeven door de Hubble constante H0 en er zijn ruwweg twee methodes om H0 te meten: bij de ene methode kijken ze naar de straling afkomstig uit het vroege heelal, bij de andere methode kijken ze naar Cepheïden (veranderlijke sterren) en type Ia supernovae (exploderende witte dwergen). Beide methodes leveren een andere waarde voor H0 op en de vraag is hoe dat kan. Freedman en haar team hebben met Webb ook gekeken naar type Ia supernovae, alleen hebben ze daarbij vele storende factoren, zoals tussenliggend interstellair stof, in kaart kunnen brengen en daarmee de berekening van H0 kunnen verfijnen. De uitkomst is dat volgens hen H0≈70,4 km/s/Mpc ±3% (waarbij ook eerdere gegevens van Hubble zijn meegenomen plus metingen aan rode reuzensterren en koolstofsterren). Dat wijkt af van eerdere metingen aan type Ia SNe (die ergens rond 73 km/s/Mpc uitkwamen), maar het is beter in afstemming met de waarde van H0 volgens het vroege heelal, welke rond 67,4 km/s/Mpc ligt. En daarmee lijkt er een mogelijke oplossing te zijn voor de Hubble-spanning en is er helemaal geen exotische oplossing nodig om het vigerende ΛCDM heelalmodel in stand te houden.
Meer informatie over de metingen aan de type Ia supernovae met Webb zijn te vinden in dit vakartikel van W. Freedman et al, dat 27 mei verschenen is in The Astrophysical Journal.
Bron: Univ. Chigago.
Speak Your Mind