Hoe kunnen wij, als eenvoudige mensen, de omvang van het universum bevatten? De ruimte is groot. Onvoorstelbaar groot. De Britse schrijver Douglas Adams vatte het treffend samen:
“Space is big. You just won’t believe how vastly, hugely, mind-bogglingly big it is. I mean, you may think it’s a long way down the road to the chemist’s, but that’s just peanuts to space.”
Het zichtbare universum heeft een geschatte diameter van zo’n 880.000.000.000.000.000.000.000.000 kilometer. En dat is nog maar het deel dat we kunnen waarnemen — vrijwel zeker strekt het universum zich veel verder uit.
Dat immense universum is gevuld met sterrenstelsels. Elk van die stelsels bevat miljoenen tot miljarden sterren, vaak met eigen planetenstelsels. Om zulke aantallen een beetje tastbaar te maken, trok sterrenkundige Carl Sagan in zijn serie Cosmos de beeldende vergelijking met zandkorrels. Schep een handvol zand op van het strand. In je hand liggen nu ruwweg een miljoen sterren — elk met mogelijk meerdere planeten. Dat kleine hoopje aarde bevat bovendien duizenden ‘aardes’.
Kijk nu eens naar het hele strand. En bedenk dan dat alle stranden op aarde samen een oppervlakte beslaan die ruim 17 keer groter is dan Nederland. Al die zandkorrels op al die stranden zijn niet genoeg om alle sterren in het universum te vertegenwoordigen. Het universum is niet alleen groot — het is onvoorstelbaar overvloedig.
Maar hoe zeker weten we dat eigenlijk? Hoeveel sterren zijn er precies in het zichtbare universum? En hoe tel je überhaupt zandkorrels?
In mijn nieuwe video ga ik het uitrekenen: Zijn er echt meer sterren dan strandkorrels op aarde?