Al jaren woedt er een strijd welk model de juiste is voor de zogenaamde type Ia supernovae, een klasse van exploderende sterren die gebruikt wordt als afstandsindicator voor verre afstanden in het heelal. In alle modellen gaat het om een witte dwerg, die materiaal aangeleverd krijgt van een compagnon en daardoor een massa krijgt boven de zogenaamde Limiet van Chandrasekhar (1,44 zonmassa), zodat een thermonucleaire explosie ontstaat en de gehele ster uiteengerukt wordt. In het single-degenerate model is die compagnon een gewone ster, in het double-degenerate model is sprake van een tweede witte dwerg, die op een gegeven moment botst en samensmelt met z’n collega-dwerg. De laatste tijd was vooral het laatste model populair, met name omdat recente waarnemingen lieten zien dat die compagnon geen reus of superreus kan zijn. Maar als echte kosmische polder-c0mpromiszoekers hebben Ryan Foley (Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics) en z’n collegae door studie aan 23 type Ia supernovae laten zien dat beide modellen juist zijn. Foley en z’n maatjes bestudeerden het gas rondom de supernovae en ontdekten dat het gas eigenschappen heeft die bij beide modellen passen. Hoe dat precies zit wordt in dit wetenschappelijke artikel uitgelegd. Bron: CfA.