Vlak na de oerknal was het heelal geïoniseerd: atomen bestonden niet, maar er was een zee van losse atoomkernen en elektronen. Uiteindelijk is dit gas afgekoeld, waarna de protonen en elektronen aan elkaar zijn gekoppeld. Vanaf dat moment veranderde het grootste deel van de (normale) materie in het heelal in neutraal waterstofgas.Ergens in de eerste miljard jaar na de oerknal ontstonden uit het neutrale waterstofgas de eerste sterren en sterrenstelsels. Met hun krachtige UV-straling hebben zij het heelal weer gereïoniseerd – en dat is het altijd gebleven. Maar wat voor soort sterren en sterrenstelsels hebben hier een rol in gehad? Voorheen werd aangenomen dat vooral grote stelsels hiervoor verantwoordelijk zijn geweest, maar recent onderzoek heeft verrassend uitgewezen dat ook dwergstelsels een flinke UV-vinger hadden in de reïonisatie-pap.
Wat blijkt nou? Computersimulaties hebben uitgewezen dat dwergstelsels (1000 keer kleiner dan de Melkweg) verantwoordelijk zijn voor ongeveer een-derde van de reïonisatie. Dat deden ze bovendien behoorlijk effectief: zo’n 50 procent van het geproduceerde UV-licht in dwergstelsels ontsnapt naar de intergalactische ruimte, waar het z’n “werk” kan doen. Bij spiraalstelsels blijkt dit slechts 5 procent te bedragen.
Bron: Royal Astronomical Society.
“En laat neutraal waterstofgas nu heel lastig licht doorlaten!”
Volgens mij absorbeert neutraal waterstofgas (H2) alleen bepaalde golflengtes, nl. die corresponderen met de overgangen van electronen vanuit de grondstaat naar de aangeslagen staten. Licht met andere golflengtes wordt niet geabsorbeerd, dus gewoon doorgelaten. Het grootste deel van het zichtbare en infrarode spectrum wordt dan toch gewoon doorgelaten? Alleen het UV-licht wordt niet doorgelaten, want dat ioniseert het waterstofgas.
De reden dat men spreekt van ‘de dark ages’ is dat er toen nog geen of weinig sterren waren die licht produceerden.
Hmm je hebt gelijk, het is aangepast.